Schepdaalse geschiedenis

Bron: https://www.dreepput.be/geschiedenis/index.php

Titel:Geschiedenis van Schepdaal

Auteur:Fil Straetmans - Fons Van Droogenbroeck

De gemeente Schepdaal is ontstaan uit een conglomeraat van kleine gehuchten die vroeger ressorteerden onder de gemeente Sint-Martens-Lennik.
De dorpsgeschiedenis van Schepdaal zou kunnen terugreiken tot de 7e eeuw. Het grondgebied van het oude Lennik werd wellicht al onder de Merovingische koningen toevertrouwd aan de omstreeks 640 opgerichte Sint-Gertrudisabdij te Nijvel. In 877 ontvangt de abdij hiervan bevestiging in een oorkonde uitgevaardigd door koning Karel de Kale. Vanaf de 10e eeuw staat Nijvel als rijksabdij onder de rechtstreekse bescherming en het toezicht van de Duitse keizers. Een voornaam teken dat ook Schepdaal tot deel van dit gebied moet gerekend worden, blijkt uit de oudste parochielijsten van het bisdom Kamerijk (vóór 1046), waarin het collatierecht van de parochiekerk van Schepdaal aan het kapittel van Nijvel werd toegewezen.

Schepdaal werd in 1046 als "Scerpdaele" vermeld, als plaatsnaam voor de omgeving rond een aloude kapel van het Heilig Kruis. Gelegen op het Overveld, daar waar het Overveld abrupt afbuigt naar het Zeypdal.



Het Graafschap Brabant en het Land van Gaasbeek

Omstreeks 1085/1086 geeft keizer Hendrik IV het landgraafschap Brabant, samen met de voogdij over de daar gelegen geestelijke instellingen, in leen aan graaf Hendrik III van Leuven, een voorvader van de hertogen van Brabant. Naar feodaal gebruik werden het grondgebied weldra opgedeeld in kleinere heerlijkheden, die aan vazallen in leen werden gegeven.
In 1236 vormt hertog Hendrik II van Brabant het Land van Gaasbeek als apanage voor zijn broer Godfried van Leuven, eerste kasteelheer van Gaasbeek. Sint-Martens-Lennik, evenals de vele ondergeschikte gehuchten zoals Schepdaal, behoort van dan af tot deze uitgestrekte heerlijkheid. In het gehucht Zierbeek ontstond een kleine schepenbank, het zogenoemde laathof van Wezemael. Het dankt zijn naam aan het riddergeslacht van Wezenmael, die als ministrialen fungeerden aan het hertogelijk hof. Ze verwierven in de omgeving van Wambeek, Ternat en Schepdaal een omvangrijk areaal van pachtvelden en leengoed, dat aan de plaatselijke landbouwers werd verhuurd of vercijnsd.

In 1381 werden Sint-Kwintens-Lennik en Sint-Martens-Lennik met Schepdaal door Sweder van Abcoude, Heer van Gaasbeek, bij het land van Gaasbeek ingelijfd. In 1497 werd de Heer van Gaasbeek ook eigenaar van de Heerlijkheid Sirenbeke.

In 1690 vielen de beide Lennikken ten deel aan Baron De Man d'Attenrode die een kasteel liet bouwen te Sint-Kwintens-Lennik. Zijn afstammelingen bleven de Lennikken besturen tot na de Franse Revolutie.



Het geslacht Van Keleghem

In het gehucht Kelegem bevond zich al vroeg een belangrijk landbouwcomplex, bestaande uit een grote hoeve omringd met woningen voor de landarbeiders. Dit Hof te Kelegem heeft grote invloed gehad op het ontstaan van de huidige dorpskern.De benaming Keleghem verwijst naar het toponiem "Ingaheim" voluit "Kelingageim"; een Franckisch hof. Er bleef een adellijke familie "van Keleghem" bekend, die haar naam ontleende aan die nederzetting.



De Kapel van Keleghem

Het eerste bedehuis op Schepdaals grondgebied was de H. Kruiskapel. Zij werd gemeenzaam de kapel van Keleghem genoemd. Op dezelfde plaats staat de huidige dorpskerk, nabij de oude Nervische Schapenbaan, thans Geraardsbergsestraat genoemd. Het Kapittel van Anderlecht Sint-Pieters (in de volksmond Sint-Guido) stond in voor onderhoud en bediening van de kapel. Verschillende Kapittelheren van Anderlecht behoorden tot de familie "van Keleghem".

Pas in 1330, na het overlijden van de laatste "van Keleghem" wordt Keleghem als Tiendenwijk onder de Abdij van Nijvel vernoemd. De kapel van het H. Kruis werd toen eveneens door Nijvel ten laste genomen. Sommige schrijvers durven het bestaan van de kapel van het H. Kruis te Schepdaal al rond 900 situeren.
Op dezelfde plaats van deze H. Kruiskapel werd later een groter gebouw in gotische stijl opgetrokken.



Het Karolingse tijdperk

In het Karolingische tijdperk werd de verering van het H. Kruis met twee kerkelijke feesten, Kruisvinding en Kruisverheffing op de liturgische kalender gezet.
Kruisvinding wordt gevierd op 3 mei, ter herinnering aan de vinding van het H. Kruis in 326 op de Calvarieberg in Jeruzalem, door de Romeinse Keizerin Helena.
Het feest van de Kruisverheffing wordt gevierd op 14 september, ter herinnering aan de inwijding van de H. Grafkerk te Jeruzalem in 335. De kermissen in het Schepdaalse centrum hebben nog steeds plaats op of omstreeks Kruisvinding en Kruisverheffing.



Sint-Gertrudis in Pede en de H. Maria-Magdalena te Goudveerdeghem

Behalve te Keleghem stond er ook een kapel te Pede en te Goudveerdeghem. In 1380 werd de Kapelanij van Pede opgericht. Zij werd bekostigd door ene Willem van Moorsel, kasteelheer te Pede. Pede kreeg Sint-Gertrudis als patrones en zou uitgroeien tot een volwaardige parochie met een eigen kerk.
Begin de 14e eeuw werd de kapel van Goudveerdeghem gebouwd en toegewijd aan de H. Maria-Magdalena, de boetvaardige zondares. In de buurt, op de grens met Wambeek, stond een galg die eeuwenlang dienst deed in het land van Gaasbeek.
In beide kapellen werden regelmatig missen opgedragen en de kapel van Keleghem werd zelfs een bedevaartsoord.

De kapel van Goudveerdeghem werd door de Sansculotten vernield in de 18e eeuw en nooit meer heropgebouwd.
Te Goudveerdeghem, op de kruising van de Galgestraat en de Schapenbaan stond de grote Tiendenschuur van de Abdij van Nijvel. In Sint-Gertrudis-Pede kwam een watermolen op de Pedebeek. Het was een banmolen, eerst toebehorende aan Willem van Moorsel en nadien aan de Heren van Gaasbeek.



De Heren Van Wezemael te Sirenbeke (Zierbeek)

Het gehucht Sirenbeke behoorde in de 12e eeuw toe aan de Heren van Wezemael en was vanaf toen een "Heerlijkheid". Het beheer ervan werd toevertrouwd aan leenmannen die de naam "van Sirenbeke" aannamen. Uit de archieven kennen wij de namen van Willem en Hendrik van Sirenbeke. Zij verschenen in 1150 voor de Hertogelijke Rechtbank te Brussel, ter beslechting van een geschil met de Abdij van Affligem. In 1172 wordt een Sigfried van Sirenbeke vernoemd en in 1220 een Stephanus van Sirenbeke. Deze werd in 1231 aangesteld als Baljuw van het land van Gaasbeek. In 1381 kwam Sirenbeke in bezit van Everaert 't Serclaes, die een buitengoed bezat te Ternat.



De Franse Revolutie

Met de Franse Revolutie komt er einde aan het ingewikkelde kluwen van leenroerige en geestelijke instellingen. Het duurt echter nog tot de Hollandse Periode vooraleer het landelijke Schepdaal ook ontsloten wordt voor de industriële ontwikkeling. Onder koning Willem I der Nederlanden maakt men daarmee een grote sprong voorwaarts, dankzij de aanleg van de indrukwekkende Ninoofse Steenweg, die Schepdaal over zijn gehele lengte in twee zou snijden.De enige verbinding met Brussel verliep voordien via de Oude baan (Geraardsbergsestraat).



Schepdaal zelfstandig

In 1826, tijdens het bewind van koning Willem I der Nederlanden, werd het toenmalige gehucht Schepdaal samengevoegd met de rondom liggende woonkernen Sint-Gertrudis-Pede, Zibbeek, Zierbeek, Ter Plancken en Godveerdigem, om als onafhankelijke gemeente te fungeren.
De nieuwe gemeente Schepdaal besloeg 821 ha. In 1842 werd Schepdaal ook een zelfstandige parochie. Het gehucht Sint-Gertrudis-Pede bleef een parochie met een eigen kerk.

In 1849 werd de vroeg-gotische kapel van het H. Kruis afgebroken, om plaats te maken voor de huidige neogotische bakstenen Sint-Rumolduskerk.

In 1887 werd langs de Ninoofse steenweg een moderne tramlijn aangelegd. De geschiedenis van deze onderneming kan men herbeleven in het bekende Schepdaalse Trammuseum.

De betere wegverbindingen komen weldra ten goede aan de plaatselijke economische ontwikkeling. Te Schepdaal krijgt de traditionele landbouw een bijzondere stimulans met de succesvolle fruitteelt. Vooral met de kweek van aardbeien vinden vele landbouwers een gegeerd afzetproduct. Rond dezelfde tijd ontstaan er te Schepdaal ook niet minder dan vier brouwerijen waarvan de namen bij de bierkenners nog steeds als legendarisch in de oren klinken: De Troch, Goossens, De Neve en Eylenbosch. Hun vermaarde bierspecialiteiten, zoals Lambiek, Geuze en Kriekenbier, verbreidde weldra de naam en faam van het kleine Schepdaal doorheen het hele land.

Naar boven Print deze pagina