Verslag over de eerste oorlogsjaren 1914 - 1915
Bron: https://www.dreepput.be/verhalen/verslagwo.php
Titel:Verslag over de eerste oorlogsjaren 1914 - 1915
Auteur:Fil Straetmans - Fons Van Droogenbroeck
Schepdael
1914 - 1915
Den 28 Juli, verklaart Oostenrijk aan Servië den oorlog. Men vreest eenen algemeenen oorlog in Europa.
Den 30 Juli, rond twee ure werden hier eenige klassen binnengeroepen, zij vertrekken van hier 's morgens om 5 ure.
Den 1ste Augustus: Algemeene mobilisatie. Uit de gemeente Schepdael worden in de zestig mannen binnen geroepen. Ze vertrekken vol moed, ze zullen indien noodig is, heldhaftig hunnen plicht doen. Velen hadden te huis hun spijt uitgedrukt, dat ze de gelegenheid niet hadden, van nog eens alvorens zich bij hun regiment te vervoegen, te biechten te gaan.
3 Augustus. Duitschland verklaart den oorlog aan België. Dit nieuws doet in ieders hart de vaderlandsliefde onsteken. Dienzelfden dag nog wappert de nationale vlag op torens en aan de huizen. Des anderendaags prijkt de belgische kokarde op de borst van jong en oud van mans- en vrouwvolk. De burgerwacht werd opgericht, ze dragen den blauwen kiel van 1830. Hunne houding was waarlijk deze van onversaagde krijgers. Hun ambt was hier de wegen te bewaken en de verdachte vreemdelingen een onderzoek te doen ondergaan. Maar ons volk toonde in deze omstandigheden ook dat het zijn betrouwen stelde op God.
Den 9 Augustus had hier de eerste boetprocessie plaats. Men ging langs den gewonen processieweg. Het beeld van O.L.V. van Verlossing werd gedragen door 6 meisjes in 't zwart gekleed, meer dan 1000 man volgde de processie, den rozenkrans biddende, terwijl de priesters de Litanie van alle Heiligen zongen.
Alle dagen na de 1ste mis ging de processie uit. Op den feestdag van O.L.V. Hemelvaart wierd ook het beeld gedragen van den H. Rumoldus, patroon van Schepdael. Dien dag namen zonder te overdrijven, wel 1500 man deel aan de processie. In de maand augustus van dit jaar steeg het getal communiën tot over de 7000 ! op eene bevolking van circa 1800 zielen. Het getal communiën in dit jaar bedroeg meer dan 38.000. God weet het goede uit het kwade te trekken.
Het processie gaan houdt op bij den doortocht der Duitschers door onze gemeente.
Nu, en zolang de oorlog duren zal, blijft het beeld van O.L.V. van Verlossing uitgesteld te midden der kerk en alle dagen na de 1ste mis, leest de pastoor aan den voet van het geëerd beeld de Rozenkrans, de Litanië van O.L. Vrouw en het gebed van den H. Joseph. O! Maria en Joseph verhoort onze gebeden en redt ons duurbaar vaderland.
Op vrijdag 21 Augustus rond 9 ure 's morgens komt hier het duitsche leger door. Dien doortocht heeft geduurd tot 's maandags 24 augustus rond 4 ure in den namiddag. Men schatte dat hier rond de twee honderd duizend soldaten met ontelbare wagens, kanons, en verschillig oorlogsgerief doortrokken.
Den 21 Augustus sloeg Graaf Blumenthal zijn kamp neer bij de Doornebeek. Hij had het bevel over het 14de regiment, nauwelijks was hij van zijn paard gestegen of hij sloeg twee belgische paarden aan, een rund en twee varkens. Ik zal moeten aannemen hetgeen een Brusselaar mij zegde: Een duitsch, sprak hij; is een man zonder hart, maar met twee magen.
De woning van landbouwer Joseph Mackens-Daumerie, stond te midden van het duitsch kamp. Dit kamp besloeg eene oppervlakte van over de 4 hectaren. Luistert wat bovengenoemde parochiaan mij nog vertelde. De duitsche soldaten drongen mijn huis binnen namen 27 pond boter, 200 eiers, 100 kilogr. gezouten vleesch, met dien revolver op de borst bevolen ze mij de schuurpoort te openen, daar roofden ze 1000 kilo hooi, 2500 bussels tarwe, 1500 bussels haver. Op den boomgaard trokken ze 300 kilos pruimen af en sneden den afsluitingsdraad die eene lengte had van 1000 meters in meer dan honderd stukken. Op het veld kapten de soldaten met hunne sabels 25 aren klaveren af, 25 aren loof, trokken 10 aren beeten uit en vertrapten 4 aren aardappelen zoodat ze tot niets meer dienen konden. Zij namen ook nog 50 mutsaarden of kleiers gelijk men hier zegt, om vuur te maken, alsook eene slede, 3 ijzeren emmers, 35 kiekens, 4 slaapdekens. Moet ik U zeggen dat die brave man bijna geruineerd is?
De volgende dagen ging men voort met rooven. In de twee groote brouwerijen der "Spanuit" namen ze al de haver in beslag, camions, peerden enz.. De naburige duitsche wachten van Itterbeek en Ternath hebben hier geeischt: 4 runders, 6 varkens, 1 schaap, 25 paarden, 52 kiekens. De totale opeischingen waarvan ik kennis heb, bedragen een weerde van 45.540,32 fr. De duitschen hebben bons afgeleverd voor eene weerde van 44.390,92 fr, maar ze hebben tot heden toe betaald de som van drij en dertig franken en half, zulke kalanten zullen hier geen rijkdom in 't land brengen.
Den 24 Augustus, onstaat er gansch Brabant door, een plotselijke en ongegronde schrik. Al wat beenen heeft is op de vlucht, om geen uitzondering te maken liepen die van Schepdael mee. Ik had aan 't volk schoon te zeggen: blijft hier, er is geen gevaar! neen ze wilden doen zien dat ze ook hazenpootjes hadden. Dien dag speelde de inbeelding den eersten rol. Men vertelde dat Lennick in brand stond, dat de Duitschers al het mansvolk van 15 tot 60 jaar gevangen namen. Van Bijgaarden kwamen hier rond den avond twee priesters aan die mij vroegen of het waar was 't geen men bij hen te Bijgaarden vertelde: te weten dat men in Schepdael het volk aan handen en voeten vastbond, en het alzoo wegvoerde. En al die valsche geruchten werden rondgestrooid en ongelukkiglijk van 't lichtgeloovige volk voor echte waarheid aangenomen!
Den 30 Augustus, rond 8 ure 's avonds een 84 jarige ouderling van ieder geacht en bemind door eenen duitsche soldaat die op den ninoofschen steenweg per velo kwam aangereden zonder recht of rede dicht bij zijn huis dood geschoten. De brave man was buiten gegaan om te zien of zijn kleinzoon nog niet naar huis toekwam! Die moord door eenen duitschen bandiet gepleegd, bracht groote ontsteltenis onder 't volk teweeg.
Tweemaal hebben Duitschers hier het luiden der klok verboden. De 4 September liet een Duitsche officier mij weten dat, indien er nog geluid wierd, hij de kerk zou doen afschieten hebben. Die brutale kerels kennen niets dan moorden en branden zou men zeggen.
Van den 7 tot 9 September kampeeren hier voor de tweede maal duitsche troepen. Ze hebben hunne tenten opgeslagen langsheen den dreef die naar 't kasteel van Mijnheer Van Hoorde loopt. Groot getal paarden, volk en meer dan 200 wagens. Des avonds zijn de soldaten bedronken, ze zingen duitsche soldaten en vaderlandsche liederen op eene slepende wijze. Dat jeremiaden gezang wordt begeleid door eene soort van fijfer of fluitjes muziek, dat alleen bekwaam is om onze belgische honden te doen huilen en schreeuwen. Is dat de duitsch muziek waar we zoo lange jaren reeds hoorden op stoeffen? Helaas! moest men dat te veel in d'ooren hebben, men wierd ongezond.
Den 1ste dag reeds sloegen die duitsche roovers den camion aan van J.B. Carion, wagen die splinternieuw was en eene weerd had van 750 fr. De duitschers, tous pingres, gelijk onze oude liberalen betalen nog eens met eenen bon die meer dan waarschijnlijk nooit zal uitbetaald worden.
Het vroegere kasteel van "Mr Van Hoorde" aan de Scheestraat te Sint-Martens-Lennik, zoals het er stond in 1914
Dien zelfden dag werd door die germaanse bacchussen al den wijn van het kasteel afgedronken. Eenige manden hadden ze meegenomen denkende dat het champagne was, zoo zouden zij zich daar eens lekker des anderendaags aan verfrischt hebben.
Helaas! 't was tafelwater in de plaats van champagne. Dit hebben we thuis al lang genoeg gedronken, dachten ze en ze lieten dat water staan! 't was bijna het eenigste dat ze dien dag op het kasteel niet meenamen.
Dien avond nog, in bedronken staat, zijn de Duitschers het huis binnen gedrongen van den hovenier. De man lag ziek te bed. Ze wilden hem zien, de vrouw bidde en smeekte van haren man met rust te laten. Geen doen, ze breken, die woestaards, de deur der slaapkamer in, grepen den zieken man bij de borst en dan, maar helaas het was te laat, ziende dat het niet de kasteelheer was, maar met eenen echten zieken te doen hadden, gingen ze heen, zonder zich te verontschuldigen. De man van schrik en angst vervuld, stierf nog in den nacht van 8 à 9 September. Hij was het slachtoffer van de mishandelingen der bedronken soldaten.
Den 22 September moeten de pachters naar Hal gaan, aan de Duitschers hunne paarden aanbieden. Vele paarden wierden daar aangeslagen. Geen enkel betaald: Dat is zoo de gewoonte bij den Duitsch.
Den 24 September. Boven Schepdael gevecht tusschen een duitschen en franschen of engelschen vlieger, men ziet den damp bij ieder geweer ontploffen. De duitsche vlieger is getroffen en daalt neer in de richting van Berchem. Het doet deugd aan 't hart te zien dat onze bondgenoot de overwinning behaalt.
Den 27 September waren hier Duitsche troepen aangekomen. Ze hadden post gevat tegen de kerk. De parochianen die naar de 1ste mis kwamen durven bij 't zien der Duitschers de kerk niet binnentreden. De pastoor deed alle moeite om ze gerust te stellen: te vergeefs, men bleef staan of men ging terug heen. En diegenen die heen gingen vertelden onder weg zulke schrikkelijke dingen, dat er nog menschen waren die naar de hoogmis niet dierven komen, alhoewel dan reeds de Duitschers vertrokken waren.
Den 30 September, wordt er verteld dat al de jongelingen van 18 tot 20 jaar zich moeten vertoonen aan de duitsche overheid. Doen ze het niet dan stelt men de ouders verantwoordelijk. Men geeft aan dat nieuws min of meer geloof. Dit had voor gevolg dat vele jongelingen de gemeente verlieten, waarvan eenige gaan dienst nemen zijn in het belgisch leger. Ze strijden nu vol moed en kracht aan den Yzer.
- Waar Scheld' en Lei en Yser vloeien
- Gestrengeld in een bloemengaard
- Waar moed en vriendschap elkaar boeien
- Daar strijdt het vroomste volk dez aard's
- En thans in deez' beroerde tijden
- Als valschheid, haat en nijd ons hoont
- Zijn wij voor vrijheid, recht, aan 't strijden
- En worstlen word met heil bekroond
- 't Aloud geslacht gedenkt zijn Vad'ren
- 't Aanbidt zijn God in eigen taal
- En helden bloed bruischt in ons adren
- Aan ons, aan ons, de zegepraal
- Ons helden volk, dat leeuwen bloed
- Is nog niet uitgestorven
- Elke vlaming heeft verworven
- Dez vadren geest, vol vuur en gloed
- Ons helden volk, dat leeuwen bloed
- Is nog vol jeugd en moed !
Den 5de November, geeft het hier werkzaam voedingscomiteit bons uit die recht geven om tarwe en koren te halen bij de landbouwers. De menschen staan, God dank, elkander goed bij !
Den 28 November, begint de tram terug te rijden, en weer door de Belgen.
Het wierd meer dan tijd. De Duitschers streepten de menschen te veel ! De Duitschers ook verlaten ten deel de wachtposten van Itterbeek en omstreken.
Den 6de December, heeft men voor de 1ste maal de duitsche uur op den toren. Dat ging gemakkelijker dan vooruit te gaan aan den Yser niet waar "salboches" ?
1915
3 Januari. Dezen nacht om 12,10 ure, geweldig en herhaald gebel aan de pastorij, waarschijnlijk denk ik eene haastige berechting. De brave meid gaat zien... Mijnheer Pastoor zegt ze met eene stem die verbaasdheid en schrik verraadt, Mr Pastoor, drij duitsche soldaten, met geweer op den rug staan aan de deur. Ga open doen, zeg ik, blijf kalm en zeg aan de nachtwandelaars dat ik weldra bij hen zal zijn. Toen ik beneden kwam groeten zij mij met alle mogelijke beleefdheid en ze gaven aan eenen hond, een echte kolos teeken dat hij zich stil moest houden. Toen ik die bende voor mij zag staan dacht ik aan de bende van Cartouche of van Baekelandt. Ik vroeg hun, de reden van hun nachtelijk bezoek ! Daar ik nog een beetje de duitsche taal versta, hoorde ik dat ze den brief van zijne Eminentie, in naam der duitsche overheid kwamen halen. Ik liet de spreker ne keer of twee herhalen wat hij verlangde en daar hij ondervond dat ik niet haastig was om hem den brief te overhandigen, liet hij mij de brieven zien die hij in de pastorijen van Dilbeek en Itterbeek meegenomen had. Alsdan gaf ik hem den brief en zette voor dien fameuzen trio en hunnen hond de deur open.
Om 5,30 ure van denzefden nacht, wederom hevig gebel… Drij andere Duitschers, dit maal met de bajonet op het geweer, willen binnen. Heeren, wat is er van uwe beliefte ? Een officier, na diep gegroet te hebben zegt mij in 't zuiver vlaamsch, dat hij gestuurd was om den herderlijke brief van zijne Eminentie in beslag te nemen. Mijnheer, ge komt te laat. Drie uwer mannen en een hond zijn er mee weg ! Verschooning Heer, zegt de officier, maar luister en weet wel dat zoo gij iets in de missen zegt van den herderlijken brief; Gij Pastoor, en de bijzonderste inwoners der parochie zullen meegenomen en naar Duitschland vervoerd worden en daar gegeeseld. Ik glimlachte eens eventjes, daar ik dacht: deze onbeschofterik is voorzeker een klein neef van Pilatus.
Die drie mannen nog altijd met bajonet op 't geweer woonden de 1ste mis bij alsook de hoogmis. De officier, een echte beslagmaker, dezelfde die mij met geeseling bedreeg, wilde de aandacht op zich doen trekken met zich jegens de inkomende jonge dochters uiterst dienstwillig te toonen. De jonge dochters keerden met minachting hun aangezicht van den mislukten vleier af en deden alsof ze hem niet zagen staan. Na de 1ste mis, kwam hij mij vragen of ik niet verlangde dat voortaan de politie in Schepdael zou door de duitsche soldaten gedaan worden, en hij voegde erbij, wij zullen voortaan de herbergen doen sluiten om 8 ure, 's avonds, belgische uur. Ik heb zijnen dienst afgewezen, zeggende dat het gemeentebestuur zou zorgen dat de politie gedaan worde en dat ze de herbergen zou doen sluiten op eene uur door haar gesteld. Het inzicht der Duitschers om de herbergen zoo vroeg te sluiten was van geld te kunnen slagen op den rug der ingezetenen.
Dienzelfden dag 3 Januari, om 6 ure 's avonds kwam de duitscher met zijnen hond nog eens terug met eenen brief van hunnen gouverneur, waarin het op straf verboden was den brief van zijne Eminentie bekend te maken of uit te delen.
Den 12de Januari komt er nog eens een duitsche soldaat met eenen brief van den gouverneur, betrekkelijk den herderlijken brief van zijne Eminentie. Mr de Onderpastoor, had gisteren in mijne afwezigheid, de ontvangst van den brief van de gouverneur door zijn handteeken bevestigd. Dit was de gouverneur niet voldoende, hij moest het handteeken hebben van den pastoor. Wat opschudding heeft die brief niet verwekt. Beter reclaam of aanbeveling om den herderlijken brief bekend te maken en te verspreiden, dan de handelswijze der Duitschers, kon er niet gemaakt worden. Duitsche snullen, hertelijken dank.
8 Februari. Drij herbergiers worden door de Duitschers in de boet geslagen omdat hunne herbergen nog open waren om 8 ure 's avonds. Onze herbergiers hadden schoon te zeggen dat ze de aankomst van den laatsten tram afwachten, die om 8,10 binnenkomt. Niets te doen. Twintig franken boet, ieder herbergier. De Duitschers nemen enkel geld maar geene verschooningen aan.
Den 11 Februari, deelt het comiteit van Schepdael voor de 1ste maal bloem, rijst en, boonen uit, aan de inwoners.
Den 16 Maart, maken de Duitschers hier bij middel van plakbrieven bekend, dat op den 21ste dag van iedere maand, de jongelingen geboren van 1892 tot 1897 zich aan de duitsche overheid moeten vertoonen.
Tot heden toe kennen wij maar twee soldaten van Schepdael die voor hun vaderland gestorven zijn. Het zijn:
1e De genaamde Petrus Joannes Bayens, soldaat bij het 7de Linie regiment, dat door den koning vereerd is geworden met het orde van Leopold. De dappere soldaat, geboren te Schepdael den 10 Mei 1893, viel op het veld van eer te Lier den 12 September 1914. Zijn plechtige lijkdienst, door eene groote menigte bijgewoond, had plaats alhier den 21 December. De held ruste in vrede !
De 2de gesneuvelde is: Theophile Van Belle, soldaat bij het hooger genoemde 7de Linie regiment, geboren te Schepdael den 18 April 1893, doodelijk gekwetst op het veld van eer te Kessel-Loo den 3de October 1914. Godvruchtig overleden in St Elisabeth gasthuis te Antwerpen den 5de October 1914. Hij wierd getroffen door eene schrapnell. De laatste woorden die hij sprak, toen hij getroffen wierd waren: Vader… Moe…der. Dit laatste woord kwam er niet goed verstaanbaar meer uit. Zoo heeft hier een soldaat verteld, die met hem in den strijd was en den braven Theophile Van Belle heeft zien vallen.
Wanneer zal er een einde aan die menschen slachting komen. God alleen weet het.
Wij bidden Hem, met betrouwen, daar het voor het belgische volk een rechtveerdige oorlog is, van ons de overwinning te geven.
- Heere, Heere, zegen onze wapens, verlos ons Vaderland want :
- De valsche Pruis is hier, en zijn zwaard is getogen
- Hij stort neer op den Belg, die rustig hem verwacht
- Ziet, hij waant hem alreeds voor zijn voeten gebogen
- Bevend en radeloos deinzend voor vreemde macht
- Te wapen, te wapen, o dappere Belg ! laat de vijand maar nadren
- Gij bereidt aan 't geweld, eenen bloedige straf !
- Wee ! die slaven zich zoekt, op 't gebied onzer Vadren
- Neen, neen ! hier wacht hem geen troon, maar een schandelijk graf !
- O Vaderland ons duurder dan het leven !
- Met weemoed in de ziel zien wij u steeds geboeid
- Aan duizend jamm'ren zijt gij ten prijs gegeven
- O, dit heeft ons het hert vurig ter wraak ontgloeid
- Uw roem is reeds al hoog gestegen
- Als middagzon met onverbleekten glans
- Wel, rukt opnieuw, het duitsch gebroed U tegen
- Maar ziet zijn komst, brengt U een zegenkrans
- Want nu wij allen bidden voor Uw glorie
- Strijdt God met ons en wreekt de rechte zaak
- Moed Belgen, moed ! aan ons is de victorie !
- Wij gaan ten strijd, en komen weer met wraak
- Eendracht maakt macht, doorklinkt ons beemden
- Eendracht maakt macht, zij 't vonnis van de vreemden
- Kloek aan, schept moed, bidt God uit hert en mond
- Voor vrijheid, godsdienst, recht, geboortegrond.
Patrice De Smedt
Pastoor te Schepdael
Schepdael, den 17 Maart 1915
Feestdag van den H. Patricius.